Gezinskaart van Rudolph de Mepsche (1695-1754)
Rudolph de MEPSCHE, heer van Faan, geboren Kremerrijpe Groningen, gedoopt Martinikerk Groningen 15-03-1695, overleden op de Wedderborg 11-12-1754 (begraven in de Martinikerk Groningen), zoon van Peter de MEPSCHE en Geertruida ALDRINGA.

het huwelijk van Rudolph de Mepsche en Susanna Elijsabeth Alberda
Hij is getrouwd Zandeweer 08-04-1718 met Susanna Elijsabeth ALBERDA, geboren Oude Boteringestraat Groningen, gedoopt Martinikerk Groningen 06-02-1700, overleden Martinikerkhof Groningen (geregistreerd) 27-04-1765, dochter van Onno TAMMINGA van ALBERDA en Josina Petronella CLANT.
Uit dit huwelijk:
- Peter Jebbo de MEPSCHE, geboren aan de Grote Markt Groningen, gedoopt Martinikerk Groningen 06-01-1719.
- Onno Egbert de MEPSCHE, gedoopt De Aa-Kerk Groningen 17-03-1723.
Rudolph erfde de titel Heer van Bijma tot Faan van zijn moeder en verkreeg de borgen Bijma en Bloemersma in het Westerkwartier, wat betekende dat hij “macht” kreeg. Deze macht lag tot dan voornamelijk bij het geslacht Clant. Hij ging op de borg Bijma wonen en werd grietman (een soort rechtsprekende functie) van het onderkwartier Oostlangewoldsteradeel.
Na zijn dood verkreeg Rudolph’s zwager Edzard Reint Alberda de beide borgen.
In de functie van grietman wordt Rudolph berucht met het “Monsterproces van ‘t Faan”.
Aangewakkert door een pamflet van dominee van Faan, Niekerk en Oldekerk, Henricus Carolinus van Bijler (1692-1756), organiseert de Mepsche een klopjacht onder toezicht van de dominee. Op 24 september 1731 veroordeelt Rudolph 22 mannen wegens sodomie. De mannen worden in het openbaar gewurgd en daarna oneervol verbrand en niet begraven. Het is niet zeker of hij uit berekening of overtuiging handelde. Onder deze mannen bevonden zelfs kinderen (de jongste is 15) en enkele aanhangers van Maurits Clant (1667-1734), die met zijn zoon Edzardt een verbeten strijd tegen hem voerde.

Het proces heeft tot veel protest geleid , zijn naam wordt belast en hij verliest de steun van zijn politieke vrienden en familie. Zijn politieke tegenstanders dienen bezwaren in bij de Landdag in Groningen. Door de proceskosten gaat Rudolph in 1746 failliet, maar wordt in 1748 nog wel door koning Willem IV benoemd tot drost van Westerwolde. Hij overlijdt in 1754 op de Wedderborg in Wedde.

De sodomieaffaire heeft een diepe indruk gemaakt op de bewoners van het Westerkwartier. De verhalen over deze wandaden van Rudolph de Mepsche doen nog steeds de ronde en geeft bij menig Groninger de rillingen.